
Voorwaar,
Ik zeg u:
voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt,
hebt u dat voor Mij gedaan.
Mattheus 25:40
20 oktober 2025
Pfoeh, ik schrijf dit op zo’n moment dat je even helemaal niks meer wilt. De hele ochtend heb ik mezelf verbaasd over hoe slecht er wordt geluisterd; over hoe vaak ik dingen moet herhalen; en hoeveel ik kan mopperen in korte tijd. En dus ben ik toe aan een fijn tijdschrift, een kopje thee en een dekentje op de bank. Tot ik me bedenk dat deze ochtend precies dátgene is waarover ik had bedacht deze week een overdenking te schrijven. Dat moment waarop je je afvraagt voor wie je het doet; of alles wat je doet eigenlijk wel zin heeft; en wanneer dat gedrag nou eindelijk eens wél gaat veranderen. Dus deze overdenking schrijf ik écht voor mezelf.
Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. … Maar de rechtvaardigen [zullen gaan] in het eeuwige leven. (Mattheus 25:31-40 en 46)
Rustig volgen
Dit Bijbelgedeelte begint met de wederkomst van Christus. Hij zal vanaf zijn troon heersen als Koning; maar Hij zal vanaf diezelfde troon ook oordelen als Rechter én weiden als een Herder. De schapen en de bokken zullen van elkaar worden gescheiden. Het gezegde en het beeld kennen we waarschijnlijk allemaal, maar heb je je wel eens afgevraagd waarom de schapen en bokken vroeger werden gescheiden? Dit werd vooral gedaan omdat bokken van nature agressiever zijn en daardoor voor onrust zorgen in de schaapskudde. God heeft hier dus het welbevinden van de schapen voor ogen. Als Herder wil Hij Zijn schapen beschermen tegen de onrust van de bokken. Onrust die ontstaat omdat de bokken Hem niet willen volgen, omdat de bokken niet in Zijn spoor willen treden. Daarmee stelt God hier allereerst al een vraag: volg jij de Herder? Ben je bereid om rustig en geduldig Zíjn weg te gaan, in plaats van agressief en onrustig je eigen pad te volgen? Hoeveel geduld heb ik eigenlijk met de kinderen die mij zijn toevertrouwd? Vertrouw ik voldoende op Gods tijd, op Zíjn plan? Of wil ik dat ze vandaag precies doen wat ik zeg?
Niet moeten, maar willen
Dan wordt het beeld van de rechter en de herder losgelaten, en zien we Christus als Koning. Hij beschikt namelijk over het Koninkrijk. Het Koninkrijk dat voor Zijn schapen bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Christus geeft het eeuwige leven aan Zijn schapen. Het raakt me dat dát het einddoel is. Want dat plaatst het geduld dat ik moet opbrengen in een heel ander perspectief. Als ik me richt op de eeuwigheid bij God, kan ik daar veel meer geduld voor opbrengen. Díe bron van geduld, díe bron van rust moet ik dus zien aan te boren als ik werk met de kinderen. Of nou ja, moeten… Mijn geloof in Christus maakt mij rechtvaardig; Zíjn volmaakte offer geeft mij toegang tot het eeuwige leven. Daar hoef ik geen geduld voor op te brengen, daar hoef ik het gedrag van de kinderen niet voor te veranderen. Het enige wat ik hoef te doen, is vertrouwen op Hém. Alles in Zijn hand leggen, in plaats van het in mijn eigen hand te houden. En als ik me dan realiseer dat het een kwestie van tijd is voordat ik het Koninkrijk helemaal binnen ga, dan wíl ik mijn tijd hier op aarde zo veel als mogelijk tot Zijn eer invullen. Dan wíl ik ook omzien naar mijn naaste. En dat is precies waar het Bijbelgedeelte op door gaat.
Omzien en vertrouwen
“Voor zover wij dit alles voor de geringste van de broeders hebben gedaan”. Eten geven, drinken geven, gastvrij onthalen, kleden, bezoeken bij ziekte en gevangenschap. Iedere keer als het kind de deur door binnen mag lopen, iedere keer als we de tafel weer dekken, iedere keer als we troosten bij ziekte, iedere keer als we er zijn als het kind gevangen zit in zijn trauma… Alles wat we voor de geringste hebben gedaan, hebben we voor God gedaan. Of we het met geduld deden of niet, we hebben het voor God gedaan. Of het gedrag nu verandert of niet, we hebben het voor God gedaan. Dat mag maken dat we alles in Gods hand terugleggen. Als rechtvaardige zúllen we het eeuwige leven binnengaan!