
“Open je mond voor een stomme, voor de rechtszaak van allen die verkwijnen”
Spreuken 31:8
6 december 2025
Bijna sinterklaas. Daar kwam ze aan. Ze vroeg ons of we wel doorhadden wat we deden. Wat het allemaal losmaakte dat wij hadden verteld dat sinterklaas nep is. Los van hoe we ons als christen verhouden tot sinterklaas, maakte dit veel bij me los. Wordt er van mij verwacht dat ik dit kind – na al die jaren van dagelijkse onveiligheid – laat geloven dat er ’s nachts mensen via de schoorsteen ons huis binnenkomen? Dat er een man is die alles van je weet en die met de roe komt als je stout bent geweest? En als het kind duidelijk heftige spanning ervaart in deze tijd van het jaar, moet ik deze poppenkast dan in stand houden? Alles in mij roept “nee!”. Ik sta voor mijn kind op de bres! Ook al moeten we daarvoor afwijken van de norm en zijn we daarmee de uitzondering: ik kom op voor het kind!
Er schieten verschillende Bijbelteksten door mijn hoofd wanneer ik hierover nadenk. Psalm 82 is er daar één van. “Spreek voor hen die weerloos zijn” wordt vers 8 ook wel vertaald.
Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering van God, Hij oordeelt te midden van de goden: Hoelang zult u onrechtvaardig oordelen en de goddelozen bevoordelen? Sela. Doe recht aan de geringe en de wees, bewijs de ellendige en de arme gerechtigheid. Bevrijd de geringe en de arme, ontruk hem aan de hand van de goddelozen. Zij weten niets en begrijpen niets, zij wandelen steeds in de duisternis rond; daarom wankelen alle fundamenten van de aarde. Ík heb wel gezegd: U bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste; toch zult u sterven als een mens, zoals iedere andere vorst zult u vallen. Sta op, o God, oordeel de aarde, want Ú bezit alle volken. (Psalm 82)
Onbevooroordeeld
Maar wanneer ik de psalm opzoek, valt het me pas op dat de psalm zo duidelijk begint met het oordeel bij God laten. Wij als zondige mensen zijn immers niet in staat om rechtvaardig te oordelen. “Sela” staat er dan. Een woordje dat een moment van reflectie aanduidt. Tijd dus om te reflecteren op mezelf. Ik denk terug aan mijn introductie van deze overdenking en realiseer me hoe snel ik het oordeel er al in heb gelegd. Ik pas mijn inleiding wat aan, maar helemaal eruit halen kan ik niet. Want mijn behoefte om voor de kinderen op de bres te staan, komt voort vanuit mijn oordeel. Ik vind hier iets van. Maar sta ik dan op de bres voor het belang van het kind of sta ik op de bres om mijn eigen gelijk te halen?
Doe recht
Als we dan écht voor het belang van het kind op willen komen, dan moeten we rechtdoen zegt Psalm 82. Rechtdoen. Leven zoals God dat wil. Hem liefhebben boven alles, onze naasten als onszelf. Oog hebben voor de noden en kwetsbaarheden van de ander; voor de ander opkomen. Dát moeten we doen voor de geringe en de wees. En door dat te doen, mogen we ze ontrukken aan de goddeloosheid. Aan het duister dat ook op deze wereld ronddwaalt. En die duisternis is voor onze kinderen heel reëel. De duisternis van trauma, van gehechtheidsproblematiek. En als de wereld ze daaraan herinnert, dan mogen – nee dan moeten – we voor deze kinderen opkomen!
In Spreuken 31 wordt het concreet gemaakt. “Open je mond voor een stomme, voor de rechtszaak van allen die verkwijnen.” Open je mond voor een stomme! Daar waar onze kinderen (nog) niet voor zichzelf kunnen opkomen, mogen wij dat voor ze doen. Open je mond!
Toch oordelen
Maar hea?! Ik kan het vervolg van Spreuken 31 natuurlijk niet laten liggen. “Open je mond, oordeel met rechtvaardigheid, en verschaf recht aan de ellendige en de arme.” Spreekt dit het eerdere gedeelte uit deze overdenking dan niet tegen? Ik ga op zoek. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? En dan valt het me op. In psalm 82 is het uitgangspunt het oordeel. De mensen zijn al aan het oordelen en God spreekt ze aan. De mensen oordelen in het belang van goddeloosheid. Hoe lang ga je daar nog mee door? Bij Spreuken is het uitgangspunt de zorg voor de ander. Uit liefde recht doen. De ander hoger achten dan jezelf en voor de ander opkomen. En volgens mij ligt daar het antwoord. Niet oordelen om je eigen gelijk te krijgen, om je eigen normen en waarden op te leggen. Wel oordelen om op te komen voor Gods opdracht om lief te hebben.
Dus ja. Ik ga het gesprek nog één keer aan. Om deze betrokken vrouw uit te leggen waarom onze keuze in het belang van het kind was. Om uit te leggen hoe we op deze manier opkomen voor de ander. En om open te staan voor haar feedback en eventuele mogelijkheden die ik nog niet had gezien. Ik veroordeel het in stand houden van deze leugen bij dit kind, omdat we daarmee het kind de duisternis in trekken. En daarom open ik mijn mond en spring ik voor dit kind op de bres!